45% van de respiratoire allergieën worden niet gediagnosticeerd

Meer dan twee miljoen mensen lijden aan respiratoire allergieën in België. Er wordt geschat dat bij 45% van hen nooit een diagnose werd gesteld. Dr Cloe Hupin, KNO en allergoloog bij Immuno-Chirec dringt aan op een vroege behandeling van deze patiënten en de noodzaak aan samenwerking tussen specialist en huisarts.

De allergie blijft niet beperkt tot het hoesten en niezen waarover sommige mensen klagen gedurende een paar dagen in het pollenseizoen. De levenskwaliteit van patiënten met rhinitis en allergische astma wordt vaak zwaar getroffen, net als hun schoolresultaten, hun sociale leven, en, later, hun carrière. (1) Deze ziekten zijn ook de belangrijkste oorzaak van ziekteverzuim op het werk. (2)

Ondanks het grote aantal betrokkenen, ondanks de aanzienlijke sociaal-economische gevolgen, worden allergieën van de luchtwegen vaak grotendeels genegeerd door de samenleving als geheel. Echter, in België lijden meer dan twee miljoen mensen aan respiratoire allergieën. Verrassend genoeg wordt geschat dat bij 45% van hen nooit een diagnose werd gesteld. (3) Echter, 15-20% van de patiënten met allergische rhinitis lijdt aan een ernstige vorm, met een grote invloed op hun levenskwaliteit. (4) Het is ook bekend dat het risico op het ontwikkelen van astma 8 keer groter is bij patiënten met allergische rhinitis dan bij de algemene bevolking 5, maar vooral dat vroege behandeling van allergische rhinitis kan voorkomen dat dit zich ontwikkelt tot astma.

Het is daarom essentieel dat deze patiënten een diagnose krijgen, gevolgd door een optimale behandeling, waarbij samenwerking met de huisartsen essentieel is. Het belangrijkste doel van de behandeling is het beheersen van de symptomen, op korte maar ook op lange termijn. Om dit te bereiken blijft het allergeen vermijden en lokale corticosteroïden de eerstelijnsbehandeling, al dan niet in combinatie met antihistaminica. (6) Het is evenwel bekend dat 20% van de allergische personen onvoldoende door deze standaardbehandelingen wordt geholpen. (7) Een specifieke immunotherapie kan in sommige gevallen aan deze patiënten worden aangeboden. Volgens de WHO is dit de enige behandeling die in staat is om het natuurlijke verloop van de allergie te beïnvloeden.

Ondanks het feit dat immunotherapie uitstekende resultaten geeft wat betreft de vermindering van de symptomen en het minder moeten innemen van symptomatische geneesmiddelen, en deze behandeling het ontstaan van nieuwe sensibilisatie en allergische astma voorkomt, is België één van de weinige Europese landen waar de sociale zekerheid deze behandeling niet vergoedt. Daarom moeten de indicatie, de kosten en de dosering van dit type behandeling gronding worden uitgelegd aan de patiënt, om een goede naleving te garanderen. We weten dat alleen patiënten die correct gediagnosticeerd, geïnformeerd en gevolgd worden het einde van deze lange-termijn behandeling bereiken, en op dit punt speelt de samenwerking tussen specialist en huisarts een zeer belangrijke rol.

  • (1) Bousquet J, Khaltaev N, Cruz AA, et al. Allergic Rhinitis and its Impact on Asthma (ARIA) 2008 update (in collaboration with the World Health Organization, GA(2)LEN and AllerGen). Allergy 2008; 63 Suppl 86: 8-160.
  • (2) Lamb CE, Ratner PH, Johnson CE, et al. Economic impact of workplace productivity losses due to allergic rhinitis compared with select medical conditions in the United States from an employer perspective. Curr Med Res Opin 2006; 22(6): 1203-10.
  • (3) Bauchau V, Durham SR. Prevalence and rate of diagnosis of allergic rhinitis in Europe. Eur Respir J 2004; 24(5): 758-64.
  • (4) White P, Smith H, Baker N, Davis W, Frew A. Symptom control in patients with hay fever in UK general practice: how well are we doing and is there a need for allergen immunotherapy? Clin Exp Allergy 1998; 28(3): 266-70.
  • (5) Bugiani M, Carosso A, Migliore E, et al. Allergic rhinitis and asthma comorbidity in a survey of young adults in Italy. Allergy 2005; 60(2): 165-70.
  • (6) O. Bauwens, F. De Ridder, C. Hupin, H. Lapeere, R. Mertens, K. Van Laer, H. Goethals, C. Huyghebaert, I. De Wulf and R. Vanvuchelen (2012) Traitement efficient des affections allergiques (rhino-conjonctivite, asthme, anaphylaxie aux venins d’hyménoptères), anaphylaxie et angio-œdème www.inami.fgov.be
  • (7) Hellings PW, Fokkens WJ, Akdis C, et al. Uncontrolled allergic rhinitis and chronic rhinosinusitis: where do we stand today? Allergy 2013; 68(1): 1-7.