De botbank van de Chirec-ziekenhuis: voor wie?

Na een kalme fase heeft de botbank van de Chirec-ziekenhuisgroep in Braine-l’Alleud ongeveer een jaar geleden zijn activiteiten hervat onder leiding van professor Laurent Fabeck, orthopedisch chirurg. Deze nieuwe start heeft te maken met de grote vraag naar botmateriaal in de moderne orthopedie.

De Chirec-ziekenhuisgroep heeft een aanzienlijk potentieel voor het oogsten van femurkoppen die kunnen worden gebruikt om een botbank op te bouwen. De femurkoppen worden ‘geoogst’ tijdens het aanmeten van heupprotheses. Tijdens deze operatie wordt de femurhals aan de basis doorgesneden voordat de femurkop wordt verwijderd voor vervanging. De femurkop wordt dan vernietigd, maar een andere optie is om er een bottransplantaat van te maken.

Op ethisch en juridisch vlak is het vanzelfsprekend dat er niets kan worden gedaan zonder schriftelijke toestemming van de patiënt voor het gebruik van de femurkop door de botbank. Weigering is uitzonderlijk. Patiënten vragen zich soms wel eens af wat het nut is van een botfragment dat ze als ‘ziek’ beschouwen omdat het vervangen moet worden. Wat ze vaak niet weten, is dat het zieke weefsel niet het bot is, maar het kraakbeen dat de femurkop bedekt. Het onderliggende bot, dat zich heeft moeten aanpassen aan de mechanische spanningen die het kraakbeen niet langer aankon, is zeer dicht en van goede kwaliteit. Dit is tenminste het geval bij artrose. Bij osteoporosefracturen van de femurhals hebben we daarentegen te maken met bot van slechte kwaliteit dat niet geschikt is voor de botbank. Dit is niet het enige selectiecriterium. Naast drastische bloed- en microbiologische analyses wordt het dossier van de patiënt grondig onderzocht door twee artsen die dubbelblind te werk gaan en het algemene medische dossier van de patiënt controleren, zodat eventuele contra-indicaties voor latere transplantatie kunnen worden opgespoord: infectieziekten, neurologische of systemische aandoeningen, recente reizen naar het buitenland, enz., de lijst van exclusiecriteria is lang.

Zodra het bot is ‘geoogst’, ondergaat het een reeks behandelingen gedurende een periode van vier tot zes weken om het geschikt te maken voor transplantatie. Allereerst moet het in perfect steriele omstandigheden worden ‘geoogst’ en onmiddellijk in een speciaal daarvoor ontworpen container worden geplaatst. Daarna wordt het gedecellulariseerd in verschillende baden en ingevroren op -80°C. Al deze handelingen worden uitgevoerd door twee gespecialiseerde technologen in een clean room, die nog sterieler is dan een conventionele operatiekamer. Aan het einde van het proces wordt het opnieuw bestraald om eventuele achtergebleven besmetting volledig te elimineren. Daarna wordt het opgeslagen totdat het bij een patiënt wordt gebruikt, door vriesdrogen of invriezen. Deze tweede techniek is veeleisender, maar professor Fabeck wil graag beide methoden gebruiken om beter tegemoet te komen aan de behoeften van de verschillende chirurgen die het materiaal gebruiken. Een heel klein deel van de monsters wordt in ‘verse’ toestand bewaard, opnieuw om te voldoen aan de verwachtingen van orthopedische chirurgen die fragmenten die op deze manier behandeld zijn, gebruiken om acetabulums te reconstrueren. Infectiologische controles zijn in deze gevallen bijzonder streng.

Het ‘eindproduct’, met uitzondering van ‘verse’ bewaring, kan drie vormen aannemen voor verschillende toepassingen. Kleine botblokken worden bijvoorbeeld gebruikt voor grote reconstructies, artrodese of reparatie van tibiale plateaus. ‘Chips’ (kleinere fragmenten) worden gebruikt om defecten van verschillende grootte op te vullen. Vooral stomatologen gebruiken het om alveolair bot te reconstrueren, indien nodig voor tandheelkundige implantaten. Er wordt ook gedemineraliseerd poeder gemaakt, waarmee osteo-inductieve stoffen die de botgroei stimuleren kunnen worden geëxtraheerd en geconcentreerd, dat met de transplantaten kan worden gemengd. Het totale volume botfragmenten dat op deze manier wordt verwerkt is indrukwekkend: het komt overeen met ongeveer 400 femurkoppen per jaar.

In de Chirec-ziekenhuizen  worden elk jaar ongeveer 3000 heupprothesen geplaatst. Dat hoog aantal betekent dat de botbank zeer selectief is, vooral als het gaat om monsters die worden verzameld op andere locaties dan Braine en die naar de botbank moeten worden getransporteerd. Professor Fabeck staat dit alleen toe via beveiligde procedures vanwege de risico’s die het transport met zich meebrengt. Bovendien legt hij zichzelf een aantal strenge criteria op, waardoor hij niet alle stukken kan aanvaarden die theoretisch beschikbaar zijn. Zijn criteria zijn strenger dan die van internationale richtlijnen en natuurlijk worden alle wettelijke vereisten gerespecteerd, of het nu gaat om ethische, technische of profylactische vereisten. Traceerbaarheid wordt ook streng gewaarborgd. Dit betekent dat het kleinste incident kan worden getraceerd tot aan de bron.

“Dit alles zou niet mogelijk zijn”, aldus prof. Fabeck, “zonder de medewerking van de orthopedische chirurgen die de heupprothesen plaatsen. Het zou ook ondenkbaar zijn als deze orthopedische chirurgen geen gespecialiseerde instrumentalisten en verplegend personeel van hoge om zich heen zouden hebben die de verantwoordelijkheid nemen voor de eerste fasen van het conditioneringsproces, van het verwijderen van het botdeel tot het correct afhandelen van de eerste administratieve formaliteiten.”