Ondervoeding bij ziekenhuispatiënten is een groot probleem voor de volksgezondheid, dat vaak wordt onderschat en niet wordt erkend

30 tot 40% van de patiënten wordt in het ziekenhuis opgenomen met vergevorderde ondervoeding die verband houdt met hun ziekte, behandeling of leefomstandigheden (beperkte toegang tot voeding, depressie, isolement). De ondervoeding kan ook erger worden tijdens het ziekenhuisverblijf, of de patiënt kan er in het ziekenhuis mee te maken krijgen. 

Wat de oorzaak ook is, ondervoeding brengt de vitale en functionele prognose van de patiënt in gevaar: het verhoogt het risico op complicaties (bijv. vertraagde genezing, infecties), verlengt de verblijfsduur en de zorglast, maakt heropnames noodzakelijk en verlaagt het niveau van de levenskwaliteit en functionele autonomie.

Elke patiënt loopt risico op ondervoeding:

– wie onvrijwillig gewicht heeft verloren (te bepalen bij opname); 

– patiënten met een lage Body Mass Index (< 18,5 kg/m²); 

– wie zijn voedselinname beperkte in de week voorafgaand aan de ziekenhuisopname;

– wie een ernstig acuut of chronisch gezondheidsprobleem heeft.

Bij alle risicopatiënten moet ondervoeding worden onderzocht en bevestigd door de aanwezigheid van ten minste één etiologisch en één fenotypisch criterium (‘GLIM-score’):

  • Etiologische criteria:

– verminderde voedselinname of assimilatie (vertering of absorptie);

– ernstige ziekte met ontsteking.

  • Fenotypische criteria:

– onvrijwillig verlies van > 5% van het lichaamsgewicht in 3 maanden, of > 10% in 6 maanden;

– lage Body Mass Index; 

– verlies van spiermassa of spierfunctie.

Zodra de diagnose is gesteld, wordt ondervoeding behandeld door de voedingsinname aan te passen (energierijk, eiwitrijk dieet) met mogelijke toevoeging van orale voedingssupplementen; enterale voeding via een sonde kan worden toegediend als de orale inname onvoldoende is; parenterale voeding kan worden overwogen als laatste redmiddel. Dagelijkse registratie van de werkelijke inname is essentieel voor een kwalitatieve behandeling, door die behandeling aan te passen aan elke specifieke patiënt.  

Het identificeren van het risico, het stellen van de diagnose, het opstarten van de behandeling en het controleren of deze wordt toegepast en effectief is, is de verantwoordelijkheid van alle zorgverleners en verzorgers, van de gespecialiseerde arts die verantwoordelijk is voor de patiënt, tot de familie, inclusief verpleegkundigen, zorgassistenten, logistieke assistenten, diëtisten, logopedisten, ergotherapeuten, psychologen, fysiotherapeuten en de huisarts.

Het is in die context waarin we de aanpak van ondervoeding willen verbeteren, dat we blij zijn om te kunnen aankondigen dat Prof. Jean-Charles Preiser, gedetacheerd vanuit het HUB, het team van Delta komt versterken in januari 2025. Hij zal het CHIREC en de patiënten een aanzienlijke meerwaarde bieden.

Het voedingsteam van Chirec Delta staat klaar om patiënten te ondersteunen bij hun behandeling. Het komt elke week samen op woensdagochtend.

  • Dienst Diëtetiek: Mevr. Virginie Everaert 02/434 13 13
  • Verpleegkundig Coördinator CIA (Clinique Intégrée d’Alimentation): Mevr. Lutgarde Segaert 02/434 60 60
  • Pr. Jean-Charles Preiser: 0475/39 71 84
  • Dr. Alexandra Collard  0475/97 86 25

Hoewel systematische screening en gecentraliseerde coördinatie nog niet zijn geformaliseerd zoals in het Delta, ontwikkelen de locaties St.-Anne/St.-Remi en Braine-l’Alleud benaderingen die zijn aangepast aan de realiteit en spelen ze een grote rol bij de preventie en aanpak van ondervoeding binnen het CHIREC.