Neurofysiologie van de vermoeidheid: hoe de patiënt identificeren?

“Dokter, ik ben moe … Ik heb zoveel te doen, maar ik kan niet meer… Ik weet niet wat er met mij is, ik ben niet meer in staat om een film uit te kijken, ik val in slaap na vijf minuten … elke inspanning doet pijn … Ik ben doodmoe … ”
Dergelijke klachten horen alle artsen, ongeacht de specialiteit, de hele dag lang. Maar hoe kan men de patiënt helpen? Wat te doen om er voor te zorgen dat hij minder moe wordt? Eerst moet men proberen te begrijpen waarom hij moe is … en dus vooral begrijpen wat ten grondslag ligt aan dit concept van vermoeidheid.
Om te proberen om beter te definiëren wat vermoeidheid juist is, heeft de Franse Vereniging voor Klinische Neurofysiologie besloten haar wintercongres van 2015 te wijden aan het thema “Neurofysiologie van de vermoeidheid.” Professor Jean-Michel Guérit was een van de organisatoren.
Het werd meteen duidelijk dat de term “vermoeidheid” gebruikt wordt voor drie verschillende realiteiten: slaperigheid (hypersomnolentie) overdag, motorische vermoeidheid en uitputting van de cognitieve hulpbronnen.

Slaperigheid
Het gaat hier om de patiënt die vaak spontaan in slaap valt, die in slaap is te vinden in de wachtkamer, die kapot is wanneer zijn wekker afgaat, omdat zijn nacht geen herstellende werking heeft gehad.
Heel vaak vertonen deze patiënten, die effectief de indruk hebben dat ze hebben geslapen, slaapstoornissen zoals slaapapneu of rusteloze benen-syndroom, zodat hun slaap nooit voldoende diepgang bereikt om te herstellen, en zelfs onderbroken wordt door talloze “micro-ontwakingen” met een duur zo kort dat ze zich niet eens bewust zijn dat ze tientallen keren wakker zijn geworden tijdens de nacht.
Deze patiënten moeten in de eerste plaats georiënteerd worden richting het slaaplaboratorium, en in veel gevallen volstaat de behandeling van de oorzaak van hun slaapstoornissen  om hun leven te veranderen …

Motorische vermoeidheid
Bij motorische vermoeidheid, hebben de patiënten het gevoel dat elke beweging “een maximale inspanning kost,” ze voelen zich als vodden na een paar minuten van beweging die ze voorheen urenlang konden handhaven.
Motorische vermoeidheid kan verband houden met ofwel uitputting op het niveau van de spieren zelf, maar in werkelijkheid is dit relatief zeldzaam, of met een depletie in spiercontrole op het niveau van de hersenen of het ruggenmerg, en deze situaties zijn heel gebruikelijk in de neurologie, ze werden specifiek in drie situaties besproken op de bijeenkomst in Parijs: de ziekte van Parkinson, multiple sclerose en epilepsie.
Zo heeft een Britse studie bijvoorbeeld aangetoond dat vermoeidheid een voorbode kan vormen van de ziekte van Parkinson tot 10 jaar vooraleer de kenmerkende symptomen zichtbaar worden, en dat in deze gevallen de vermoeidheid kan worden aangepakt door de specifieke behandeling van deze ziekte.

De uitputting van de cognitieve hulpbronnen
Het is, in de woorden van de socioloog Alain Ehrenberg, de “ziekte van de mens zonder gids die gelooft dat alles mogelijk is, terwijl hij ervaart dat er niets mogelijk blijkt te zijn.” Het gaat, in medische termen, om de zeer nauw verwante concepten “fibromyalgie” en “chronische vermoeidheid”.
Cognitieve hulpbronnen kunnen worden beschouwd als het equivalent van een “batterij”. Opdat een kruimeldief zou werken, moeten niet alleen de specifieke circuits werken, maar moeten ook de batterijen voldoende zijn opgeladen.
Cognitieve hulpbronnen worden gelimiteerd als de balans wordt verbroken tussen hun beschikbaarheid en het aanspreken ervan.
De beschikbaarheid van cognitieve middelen kan op haar beurt worden beperkt zowel in pathologische omstandigheden (zoals dementie of vasculaire encefalopathie), fysiologische omstandigheden (vergrijzing) of functionele omstandigheden (sedativa, gebrek aan slaap…). De cognitieve middelenconsumptie kan worden verhoogd wanneer de dagelijkse activiteiten van het leven te lastig worden (bijvoorbeeld bij patiënten die hun loop-automatismen verloren) of door overmatige mobilisatie van de hersencircuits als gevolg van stress of angst.
Het is in dit opzicht opvallend  om vast te stellen op welk punt stress en vermoeidheid tot soortgelijke mechanismen leiden, met misschien, een grotere rol van inflammatoire immuunsysteem-mechanismen bij situaties van chronische vermoeidheid.

Belangrijke gevolgen op therapeutisch vlak
Het is duidelijk dat een beter begrip van wat de “vermoeidheid” van onze patiënten betekent, direct resultaat zal hebben op de therapeutische benadering.
Men dient anders om te gaan met een situatie van overmatige slaperigheid, die in de eerste plaats een slaaplaboratoriumonderzoek vereist, dan met een situatie van motorische vermoeidheid, waarvan we eerst zullen proberen om de oorzaak te behandelen, of met uitputting van cognitieve middelen, wat eerst een grondig onderzoek zal vereisen naar de verschillende oorzaken van de onbalans tussen vraag en aanbod van cognitieve hulpbronnen.
Zodoende kan het advies dat wordt gegeven aan een patiënt met een “grote cognitieve vermoeidheid” zowel om zijn activiteit te verhogen, of juist te verminderen, naargelang het gaat om een niet-actieve patiënt, of daarentegen om iemand die het superdruk heeft.
De bijeenkomst te Parijs heeft toegelaten om het belang en de impact te benadrukken van een multidisciplinaire aanpak van de patiënt, wat één van de grote uitdagingen moet vormen voor de afdeling Klinische Neurowetenschappen die onlangs werd opgericht binnen Chirec.