Chirec sensibiliseert voor opsporing van colorectale kanker

Colorectale kanker komt vaak voor. Het is de derde meest voorkomende kanker bij mannen en de tweede bij vrouwen. De meeste gevallen van colorectale kanker (94%) duiken op na de leeftijd van vijf jaar.

Het goede nieuws is dat negen op de tien gevallen van colorectale kanker genezen kunnen worden als ze vroegtijdig opgespoord worden. Risicofactoren zijn een voeding met veel rood vlees en arm aan vezels, alcohol, roken en een tekort aan lichaamsbeweging.

Bij mensen met een gematigd risico die geen symptomen vertonen en geen bijzondere voorgeschiedenis hebben, wordt een opsporing van colorectale kanker (CRK) aangeraden tussen de leeftijd van 50 en 74 jaar. Vandaag is het standaard om een immunologische test aan te bieden om de eventuele aanwezigheid van bloed in de stoelgang op te sporen. Die test heeft het voordeel dat er niet meer dan één staal voor nodig is. Bovendien is de test eenvoudig, snel en kan hij thuis door de patiënt uitgevoerd worden.

De test is gevoeliger dan de Hemoccult die vroeger aangeboden werd. Is de test positief, dan wordt een colonoscopie uitgevoerd. De test is doeltreffend als tool voor massale opsporing en doet de mortaliteit door colorectale kanker dalen, maar niet de incidentie ervan. Op individuele schaal is en blijft de colonoscopie de beste opsporingstool die ook tot een daling van de incidentie van CRK leidt door de eradicatie van de precancereuze letsels (poliepen).

Patiënten met een verhoogd risico (familiale of persoonlijke voorgeschiedenis van colorectale kanker of adenoom of van een ontstekingsziekte van het spijsverteringsstelsel) en patiënten met een heel hoog risico (familiale voorgeschiedenis van erfelijke colorectale kanker) moeten systematisch een colonoscopie laten uitvoeren.

Net zoals alle vormen van kanker is colorectale kanker een genetische aandoening die resulteert van de accumulatie van mutaties. In 90% van de gevallen zijn die mutaties beperkt tot kankercellen: er is dan geen sprake van een erfelijke transmissie van een mutatie, maar wel van somatische kanker.

Maar bij 10% van de colorectale kankers is de mutatie erfelijk en wordt ze doorgegeven via de kiemcellen. In dat geval heeft men het over erfelijke kanker. De meest voorkomende van die erfelijke vormen van colorectale kanker zijn familiale adenomateuze polyposis en het Lynch syndroom.

Familiale adenomateuze polyposis (FAP) is ‘goed’ voor 1% van de colorectale kankers en is gecorreleerd met een dominante autosoom transmissie van de mutatie van het APC-gen. De ziekte gaat gepaard met heel veel poliepen, vaak meer dan honderd.

Het Lynch syndroom, ook wel hereditary non-polyposis colorectal cancer (HNPCC) genaamd, wordt ook dominant autosoom doorgegeven en wel bij 1 à 3% van de colorectale kankers. Het gaat om mutaties ter hoogte van de MLH1, MSH2, MSH6 of PMS2 genen die coderen voor eiwitten die betrokken zijn bij het herstel van DNA-fouten die optreden tijdens de DNA-verdubbeling (MMR of Mismatch Repair). De mutaties gaan altijd gepaard met een instabiliteit van microsatellieten (MSI status), die polymorf zijn en gekarakteriseerd worden door korte DNA-sequenties die uit herhalingen bestaan van een kort motief van een tot vier basen.

Bij het Lynch syndroom is er een correlatie met andere kankers. Kankers van het endometrium, de maag, de dunne darm, de urinewegen en de galwegen. De klinische diagnose kan gebeuren op basis van de Amsterdam criteria 2:

  • ≥ 3 verwanten met een van de kankers die voorkomen bij het Lynch syndroom (zie hoger).
  • een van de verwanten is verbonden met de twee anderen door een verwantschap in de eerste graad.
  • De ziekte komt voor bij twee opeenvolgende generaties.
  • Minstens een patiënten had colorectale kanker voor de leeftijd van vijftig jaar.

Bij het vermoeden van een Lynch syndroom zal men op zoek gaan naar een instabiliteit van de microsatellieten op de tumor. In geval van een MSI-status wordt een eenvoudige en niet dure immunohistochemische test van de tumor uitgevoerd om mutaties te identificeren op de eiwitten die coderen door de MMR-genen mutaties. Als de mutaties bevestigd worden dan is een bloedonderzoek nodig voor genetische analyse.

Bij opgespoorde patiënten wordt een colonoscopie aangeraden om de twee jaar vanaf de leeftijd van 20-25 jaar. En vanaf de leeftijd van 30 jaar een gynaecologisch onderzoek.

Samengevat kan men stellen dat men een erfelijke non-polyposis colorectale kanker kan vermoeden (Lynch syndroom) wanneer de diagnose colorectale gesteld wordt bij jonge patiënten, vooral wanneer die kanker zich in het rechtercolon bevindt en er sprake is van een familiale voorgeschiedenis van het Lynch syndroom, vooral ter hoogte van het endometrium.

dr. Sandrine Roland
Coördinator van de Digestieve Oncologiekliniek van het CCI

prof. Thierry Velu
Directeur van de CHIREC ziekenhuisgroep.

 

CRC-Clinique-Oncologie-Dige          Logo CCI

 

save the date (2)